Party-eiland voor vrouwen
Het Deense eiland Femø bood vanaf de jaren zestig een toevluchtsoord voor vrouwen van allerlei plumage. De geruchten over het “Vrouwenparadijs” lokten ook Nederlandse bezoeksters aan.
Hieronder een verslag uit 1989 van Ineke van Mourik
(met vele foto’s van Toos Poels)
De verrukkingen van het Noorden
Waar kun je nog zo de vruchten van de bomen plukken? Waar is de lucht zo helder dat je een vogel kilometers ver kunt zien vliegen? Waar is de zee zo blauw dat je er tot op de bodem kunt kijken? Waar is de natuur nog onbedorven door mannenhand? Waar is het eiland van onze dromen? Waar spelen vrouwen hun spelen in het struweel? Waar dansen zij hun dansen? Waar minnen zij elkaar onder het oog van wijze godinnen? Waar bloeit de liefdeslyriek onder de welriekende adem van de tiende muze? Waar bloeien wetenschap en kunsten en was begaafdheid hierin een vrouwelijke eigenschap?
Het is het jaar 1974 na Christus en het jaar 2574 na Sappho, de beroemde dichteres van het Griekse eiland Lesbos. Met de gretigheid waarmee je verboden vruchten naar binnen schrokt, las ik over Lesbos en Sappho, over Nathalie Barney en Renée Vivien die rond 1904 op Lesbos de geschiedenis wilden herhalen. Vivien vertaalde er gedichten van Sappho en Barney wilde als een moderne Sappho een Sapfische school voor poëzie en liefde oprichten. De liefdesidylle tussen Vivien en Barney hield helaas geen stand en daarmee was ook de moderne Lesbosidylle ten einde. Zij keerden terug naar het drukke, stoffige Parijs. Barney leefde haar sapfische ideaal in haar salon uit. Zij leefde lang en met zeer veel minnaressen en stierf in 1972. Vivien trok zich meer en meer terug uit het leven. Haar leven was een lange poging tot zelfmoord, zei Barney. Zij leefde kort en ongelukkig en overleed in 1909.
Er waaide toendertijd een Lesboswind door Nederland, en langzaam bereikte die ook Nijmegen waar lesbiennes elkaar ontmoetten in donkerrode, naar parfum ruikende, homoholen. De Lesboswind verhaalde van een eiland waar alleen maar vrouwen wonen, waar je de vruchten zo van de bomen kunt plukken en waar de zee zo blauw is dat je de rotsen op de bodem kunt zien. De Lesboswind die was gaan waaien in Griekenland, die even was gaan liggen in Parijs en Berlijn in de vroege jaren van de twintigste eeuw, waaide nu om het Deense eiland Femø.
Femø 1975 (foto Toos Poels)
“De idylle is een Eiland op de aarde, maar niet van de aarde”, schreef de Russische dichteres Marina Tsvetajeva aan Nathalie Barney in haar ‘Brief aan de Amazone’. Maar toen de idylle zich zo dicht bij huis bleek te bevinden en in onze eigen tijd, toen de idylle waarvan wij in de donkere homogrotten droomden, realiteit bleek te zijn, stapten mijn vriendin Leontine en ik op een mooie zomerdag in de Eend en reden richting Noorden.
Wij trotseerden het jakkerende mannendom op de Duitse autobanen, ladderzatte mannen op de boot naar Denemarken en de grove, bonkige mannen die ons waar dan ook onderweg beloerden. Het deerde ons niet, want wij waren op weg naar het Paradijs, naar de verrukkingen van het Noorden, waar wij verlost zouden zijn van al het herengezeur.
Na een vermoeiende rit kwamen we aan bij de veerboot. Bij de plek waar de veerboot behoorde te liggen, want die verdween net uit het zicht richting Beloofde Land. De avond begon reeds te vallen en wij repten ons naar een naburig hotel. Het enige hotel naar spoedig bleek. Na een vluchtige inspectie door de eigenaresse van de twee binnentredende, duidelijk zichtbaar potteuze dames, bleek er geen plaats te zijn in de herberg. De sfeer was uitermate unheimisch. Er zat een handjevol mensen dat ons merkwaardig aanstaarde, maar wij waren zo hongerig dat we elk signaal negeerden en in een vrijwel verlaten eetzaal gingen zitten en eten bestelden.
We hadden de eerste hap nauwelijks naar binnen of er kwam een dronken heerschap naar onze tafel die in het Deens een voor ons volkomen onbegrijpelijk verhaal begon af te steken. Wij zeiden beleefd in het Engels dat wij geen Deens verstonden en dat wij bovendien met rust gelaten wilden worden. Maar de doorgewinterde reis- en cafégangers onder u weten dat dit soort beleefdheden merkwaardigerwijs op de leden van de andere sekse geen effect hebben. Alsof ze, en dit geldt ook in je eigen land, jouw taal niet verstaan. Heel merkwaardig! Alsof ze denken dat als ze maar tegen je aan blijven praten wij hen dan vanzelf zullen verstaan. Heel merkwaardig! Alsof ze geen instemming en toestemming behoeven zodra wij ons in een openbare gelegenheid vertonen. Héél merkwaardig! Alsof wij vruchten zijn die in het wild groeien en dus zomaar geplukt kunnen worden.
Voor de beschonken dweil was onze eettafel het Paradijs. Zijn onwelriekende adem benam mij bijna mijn eetlust en in een wanhopige poging hem iets aan zijn verstand te peuteren, maakte ik een onvergefelijke fout door mijn Engelse zin te ondersteunen met gebarentaal: ik wees op mijn voorhoofd. Hij moest maar eens nadenken. Maar de man veronderstelde, want dronken lorren blijken beledigingen ineens wel te verstaan, dat ik bedoelde dat hij gek was. Om aan te geven dat hij in het geheel niet gek was, wees hij op zijn binnenzak en maakte hij schietbewegingen. Ik zag daar inderdaad iets glimmen en er begon ook iets gevaarlijks in de ogen van de man te glimmen. Leontine begon meteen aan de Onschadelijkheid-truc, draaide op charmante wijze een shagje voor hem en bood hem dat uiterst vriendelijk aan. Het hielp, maar ik viel bijna uit elkaar van spanning en woede. Waarom konden we hem niet totaal in elkaar rammen? Waarom konden we die laffe klootzak niet een koekje van eigen deeg geven? En waarom greep de directie van het hotel niet in? Diverse mensen hadden toch gezien dat wij werden lastiggevallen. Ijzig kalm stond ik op en liep naar de tafel in de belendende zaal waar de eigenaresse met haar personeel zat. Erg beleefd, want dat word je als persona non grata, vroeg ik of zij de ongewenste heer zou willen verwijderen. Iedereen aan tafel begon benauwd te kijken en het hoge woord kwam er uit: niemand durfde iets te doen, want de man had een pistool bij zich.
Wij zijn het hotel uitgekomen. Wij zijn in de Eend gestapt en wij hebben uren met kloppend hart rondgereden, vol angst dat de man ons zou volgen. In de verste verte was geen hotel te bekennen en uiteindelijk belandden wij bij de afmeerplaats van de veerboot. We besloten daar in de auto te overnachten maar de schrik zat er zo in dat wij voortdurend op onze hoede bleven. De man hebben wij niet meer gezien maar de hele nacht was er een af- en aanrijden van auto’s met mannen erin die op die plek met elkaar gingen drinken, schreeuwen en flessen kapot gooien.
Dit Mannenparadijs was voor ons de hel. Wij voelden ons opgejaagd wild en vroegen ons af wat wij hier in godsnaam deden. Ja, wat deden wij hier eigenlijk? Was Nijmegen niet goed genoeg? Hoe vreedzaam kwam onze eigen stad ons nu voor. Hoe paradijselijk de nachtelijke homo-eilanden daar. En bestond het vrouweneiland Femø wel? Wisten wij wel zeker dat het vrouwenkampement er dit jaar was? Nee, dat wisten we geen van tweeën. Wij waren in een impuls vertrokken en hadden geen informatie meer ingewonnen.
De volgende ochtend werden we vroeg wakker en om zes uur stonden we koud, bibberig en moe op de veerboot. De zon kwam door en de hemel werd strakblauw. Golven spatten om de boot. We kregen koffie. De zee was zo helder dat wij op de bodem de rotsen konden zien en wij zagen van kilometers ver vogels komen aanvliegen. In de verte doemde het eiland op. Het lag stil en onberoerd. Niet van de aarde maar wel op de aarde. Ik pakte de verrekijker uit de auto en spiedde naar de rotsachtige kust die er geheel verlaten bijlag. Er was geen mens te zien. Alleen rotsen, golven, de blauwe zee, wij, de oude Eend en de veerman. Een idylle van eenzaamheid. Ik zette de verrekijker nog een keer voor mijn ogen en nu zag ik tussen de rotsen beweging. Een naakte vrouw liep naar het water en na enkele minuten ontwaarde ik overal nimfen die uit het struikgewas kwamen, zich verspreidden en het water indoken. Ze waren er! Het was dus waar, het Paradijs bestond.
Femø 1975 (foto Tineke Krayer)
Bij aankomst werden wij hartelijk ontvangen door het Deense ontvangstcomité. Maar, werd ons medegedeeld, wij waren op een verkeerd tijdstip gekomen want de internationale weken, waarin Engels werd gesproken, waren nog niet aangebroken. Nu waren de weken uitsluitend voor Deense vrouwen. Als wij het echter geen bezwaar vonden dat wij de discussies niet konden volgen, dan was er nog wel een plaatsje voor ons. Wij slaakten een dubbele zucht van verlichting want het discussiëren over huwelijk, echtgenoot, moederschap en kinderen zagen wij toch voor ons – als nog te café-wilde meisjes – niet als het heilige doel van deze expeditie.
De eerste nacht sliepen wij in een grote, lege legertent waarin wij ’s nachts tijdens een regenbui ontdekten waarom deze, ondanks de grote drukte, leegstond. De tweede en derde nacht sliepen wij in een grote tent met vrouwen en kinderen. Hologig liepen wij twee dagen door het langzaam afkalvend paradijs onderwijl het moederschap vervloekend. Ondertussen hadden wij kennis gemaakt met de vrouwen die Femø bevolkten. Er was een grote groep huisvrouwen die vers uit hun huishouden waren gestapt om hier in twee weken de beginselen van het feminisme te leren. Verder een handvol nog niet bewuste lesbo’s en vrijgezellen-hetero’s. Langzaam ontdekten wij temidden van deze vrouwen een klein groepje radicale- lesbiennes uit Kopenhagen dat de organisatie van het geheel in handen had en een ruime tent bewoonde.
Wij werden uitgenodigd om bij hen in te trekken. Deze tent was een verademing en de sfeer was er zo goed dat al spoedig zich meer dames aanmeldden. Wij vormden een steeds merkwaardiger gezelschap. De eerste die introk was, naar pas later bleek, een alcoholiste die regelmatig ’s nachts de voorraad van de anderen aansprak. Wij lieten ons door haar bestelen omdat de vrouw ons altijd gul en sympathiek een slokje van onze eigen drank aanbood. De tweede was een vrouw met een heel mooi en gaaf gezicht. Toen zij zich ’s avonds uitkleedde zagen we een lichaam dat tientallen jaren ouder was, verwoest door druggebruik. De derde was Mette, een bolle ronde vrouw met een al even bol gezicht,die ons na enkele dagen in vertrouwen haar pornoblaadjes liet zien. Wij bekeken de porno, want in deze tent mocht en kon alles als het maar niet in de openbaarheid kwam. Want dan moest en zou er zeker over moeten worden gediscussieerd. Zo leefden wij in een ogenschijnlijk volmaakte idylle. We lagen de hele dag in de zon, bezochten af en toe het dorpscafé, brachten met de Eend bagage van en naar de veerboot, verzamelden stenen op het strand en zwommen in de diepblauwe zee.
Vrouwenkamp op Femø 1975: Bodypainting (foto Toos Poels)
Ik herinner me de sfeer, het landschap na vijftien jaar nog goed. Ik weet dat wij boeiende gesprekken voerden met de radicale lesbiennes uit Kopenhagen, maar van de inhoud weet ik weinig meer. Wat ik mij wel goed herinner is die vreemde vrouw Mette. Haar pornografie vond ik nog niet zo vreemd maar wel wat er na de porno volgde.
Op een stralende dag lagen wij, zoals gewoonlijk naakt, in het gras. Mette lag naast ons wat te suffen. Iets verderop zaten naakte vrouwen die onderricht kregen in de geheimen van hun vrouwelijkheid. De cursusleidster had een aantal plastic speculums tevoorschijn gehaald, demonstreerde bij zichzelve hoe deze kijkdoos moest worden aangebracht en al spoedig lag de helft van de vrouwen in gynaecologenspreidstand tussen de wuivende halmen terwijl de andere helft ah en oh riep. Ik heb dat lyrische gezwijmel over de vulva altijd raar gevonden en ik lag mij net af te vragen of ik wel de goede feministische geloofsbrieven had, toen Mette zich uit haar versuffing omhoogwerkte en als een slang door het gras richting speculum schoot. Zij posteerde zich voor een spreidstand en bleef met open mond liggen kijken. Zij was zo nadrukkelijk aan het staren, zonder ook maar enig oog te hebben voor de aanwezige cursisten, zonder ook maar een oor te hebben voor wat er werd medegedeeld, dat iedereen zich uiterst onbehaaglijk begon te voelen.
Femø 1975
’s Avonds vertelde Mette hoe prachtig zij het allemaal had gevonden. Alles wat maar medisch was had haar onmiddellijke erotische belangstelling. Gelukkig had zij de ene kwaal na de andere gehad, zodat zij vaak was opgenomen in het ziekenhuis. Want het ziekenhuis was het ultieme geluk. Vooral geopereerd worden in een ziekenhuis. Ook dat was haar dankzij slechte nieren een aantal malen ten deel gevallen. Na de operaties kwam het allerfijnste: lang liggen en verzorgd worden door hartelijke verpleegsters. Het ontslag was altijd een klein drama en zij zon dan ook vaak op middelen om weer in het ziekenhuis te worden opgenomen.
Zo had zij eens een pond blauwe pruimen in haar vagina geduwd en was toen in paniek naar de Eerste Hulp gegaan. In de wachtkamer, waar medepatiënten belangstellend informeerden wat haar scheelde, had zij het wel benauwd gekregen. Maar zij was tenminste in het ziekenhuis en belandde inderdaad voor een paar dagen in bed. Helaas had het toch weinig opgeleverd want de verpleegsters hadden blauwe uniformen gedragen en dat mocht niet. De uniformen moesten voor haar absoluut wit zijn anders vond zij er niets aan.
Treurige Mette, die met haar moeder leefde in een klein huisje. Die nooit een vriend of vriendin had gehad en al in de dertig was. Die wij op een dag naar de boot brachten en die een paar uur later met diezelfde boot terugkwam. Die in die gekkentent over dingen sprak waar zij nog nooit over had gesproken. Die in het paradijs was beland, waar de vruchten zo van de boom in je mond vielen. Die de hele dag naar naakte vrouwen, naar onbereikbare vruchten, lag te staren. Mette die een eenling was en die nooit meedeed aan een feministische discussie. Mette die weer terug moest naar haar oude moeder en haar saaie baantje. Mette die onder haar bed porno en witte verpleegsters koesterde.
Femø 1975: consciousness lowering
Femø was een modern Lesbos met alle moderne sores vandien. Eeuwen verwijderd van het oude Lesbos waar de vrouwen ongetwijfeld wijzer waren. Wij kenden onze eigen tradities en geschiedenis niet, wij kenden ons eigen lichaam niet, wij hadden een identiteit die niet de onze was. Alles moest opnieuw beginnen alsof het oude Lesbos niet had bestaan. De tiende muze hield nog steeds haar eeuwenlange slaap. Maar er was weer een begin. Wij hebben vruchten van de bomen gegeten, wij hebben gekeken naar de rotsen op de bodem van de zee, wij zagen de vogels van verre aankomen, wij hebben gelachen, gezongen, gedanst, elkaar verhalen verteld en elkaar bemind.
In mijn kamer ligt nog altijd een grote gladde grillig gevormde steen van het strand van Femø. Een soort Venus van Willendorf.
Het eiland was niet alleen op de aarde maar ook van de aarde.
1989
Ineke van Mourik (1949) publiceerde een roman: Tropenritme, uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem 1988. Maakt deel uit van de dichteressengroep De Nieuwe Wilden. Is werkzaam als schrijfster, publiciste en redactrice (lesbisch cultureel tijdschrift Lust en Gratie)
Nog wat foto’s:
Fourageren
Gezamenlijk toiletteren
Pamela & Martha
Brief van de organisatie over het International Women’s Camp 1976:
Huidige Vrouwenkampen op Femø (in Deens en Engels)
Vrouwenkampen op Femø (in het Deens)
Ook herinneringen aan Femø?
Mail ze ons!